Het is maandagavond in Leeuwarden. Het is nog vroeg en in het Tryatergebou aan de Oostersingel in Leeuwarden duidt niets erop dat hier straks een première van start gaat. Ik begroet Douwe; hij is wat in de weer met prijslijsten, verwijzingen naar koffie, hangplekken voor niet-rokers en dat soort dingen. De dames van de kleding, Jenny en Hanneke, zijn ook al in de weer. Tijdens de afgelopen week zijn ze zo nu en dan even thuis geweest. Verder worden ze geheel in beslag genomen door het Reboelje-virus dat zich hier tijdelijk heeft geopenbaard.
Ha! Actie: daar
parkeert iemand op de stoep. Pal voor de deur staat ineens de bus van Loodgietersbedrijf
Bregman. O ja, daar ging het immers om! Gevestigd aan het Blau Paradys in De
Tike. Niet lang daarna en een voor een komen de hoofdrolspelers binnendruppelen.
Hun gezichten verraden iets van "laat het maar komen, we zijn er aan toe".
Er is nog wat tijd voor een babbeltje, maar daarna gaat het al snel naar de
kleedkamer. Er zijn mensen gekleed in witte pakken van de Firma Bregman. Ze
lopen onrustig heen een weer met trapjes, afvoerbuizen, radiators en meer van
die dingen die een loodgieter vandaag de dag tegenkomt.
Het is al gauw een drukte van belang en dan moet het publiek nog komen. Ik ben
hier vandaag niet alleen om van de première te genieten. Ik ga hier en
daar wat helpen (men spreekt van ontelbare facilitaire diensten). Nog meer hulp,
want daar komt Jan Terpstra. Hij heeft z'n camper per abuis in een andere auto
geparkeerd. Hij is dus nog even bezig.
Er klinkt al muziek vanuit de theaterzaal. De band oefent nog wat overgangen. Naar het schijnt lopen de nummers in elkaar over of worden ze aan elkaar gepraat. We zijn nu een uur voor de aanvang van de expositie en de koffie loopt. Hier en daar wordt al een bezoeker gesignaleerd. Sommige zijn meegekomen met die mensen in witte pakken. Met Theunis Bekkema waak ik over de entree. Gewapend met de lijst van inschrijvingen is het wachten op de eerste bezoekers. Er is voor deze première een aantal gasten uitgenodigd dat iets heeft of had met Boele Bregman. In het fanclubblad HAMANARAS kon je uitgebreid lezen met welke mensen hij zoal in aanraking kwam. De afgelopen week heeft de Leeuwarder Courant er nog wat aandacht aan besteed en ook in bladen als de Friesland Post, Boek! en Trotwaer is van alles en nog wat over dit project te lezen.
Er zijn ook gasten
van de pers. Ik druk nog gauw wat zelfgemaakte consumptiebonnen in een voor
hen bestemde envelop. Het Friesch Dagblad
stuurt een buitenlandse medewerker. Tenminste, als ik op de naam afga die Douwe
op de envelop heeft gezet. Bij nader inzien heet ze gewoon Lidwien Velds. Zou
het de recensie beïnvloed hebben?
Inmiddels is de foyer omgetoverd in Galerie Verhul en drentelt galeriehoudster
Foke Beetsma in groen-geel mantelpak enigszins nerveus om ons heen. Het duurt
nu niet lang meer totdat zij de bezoekers zal meenemen naar de expositieruimte.
Die bezoekers vermaken zich tot nu toe prima in de gezellige foyer. Het is een
mix van Reboelje-publiek en, laat ik zeggen - casual gekleed - theaterpubliek.
Dat zal er toch ongeveer zo uitzien? Ze storen zich niet aan elkaar.
Half negen, deuren dicht en mevrouw Beetsma vraagt de aandacht. Ze heet iedereen van harte welkom in de galerie en heeft o.a. te melden dat de expositie muzikaal zal worden omlijst door een "orkestje", maar eerst geeft zij de microfoon door aan de heer Hellema, voorzitter van de stichting tot behoud van de werken van Friese autodidacten. Deze laatste voelt zich uiteraard zeer vereerd om iets over de schilder te vertellen. Ofschoon hij belooft het kort te houden slaat zijn betoog al gauw over in een belerende voordracht. De mannen en vrouwen in witte pakken moeten hem zo nu en dan verbeteren, maar hij gaat onverstoorbaar door. Door zenuwen overmand laat hij z'n tekst vallen en dat is tegelijkertijd het moment om hem maar te bedanken voor de toelichting. Voordat de galeriehoudster de kans krijgt opnieuw een lang verhaal af te steken wordt zij door Bregman's medewerkers richting de expositieruimte gereden. Het publiek volgt
Eenmaal binnen in die ruimte is het even schrikken. Er zijn geen stoelen! Dat wordt dus staan. Dat is minder erg als je weet wat er allemaal is te zien. Al snel kom je erachter dat het decor rondom het publiek is opgetrokken. Het verbeeldt een soort van kooi die met wit doek is omhangen. Op dat doek wordt een projectie vertoond die je al snel in een toverachtige, dromerige of misschien wel wonderlijke stemming brengt. De medewerkers van de Firma Bregman zijn nu in functie als suppoost en nemen strategische posities in. De tentoongestelde schilderijen zijn nog ingepakt en hangen in het decor. De artiesten van Reboelje en Three-ality staan afwachtend op het podium. Zij zijn ook al geheel in het wit en door het gebruik van de projecties veranderen zij mee al waren het kameleons. Dan komt er een teken van leven van de suppoost. Tiede zet in, Rommert volgt, Durk, Marius en Tsjerk sluiten aan voor een aanstekelijk intro. Boele Blau. Sanne, Femke en Marieke doen de ooooh's en aaaah's en de Reboeljekenners herkennen onmiddellijk de vertrouwde Reboeljesound die ze een tijdje hebben moeten missen.
Dit intro had iets
van een ouverture kunnen hebben, maar helaas is het niet meer dan een aanjager.
Het intro gaat over in Blau Paradys #1. De zang is van Tsjerk. Een melancholisch
nummer, ingetogen muziek en door hemzelf ingeleid op dwarsfluit. Uiteraard zijn
de teksten allemaal in het fries. Deze gaat over de schilder die terugkijkt
op zijn jeugd. De kleine jongen die schilder wou worden, anders niet. Zoals
je weet gaat het in deze expositie om het werk van Boele Bregman. Dit openingsnummer
gaat over man met kind en ik verklap je alvast dat het hier ook mee eindigt.
Het tweede nummer is geschreven bij het schilderij het echtpaar en beschrijft
de gevoelens die bovenkomen als de doos met oude foto's weer eens tevoorschijn
komt. Zijn zij eigenlijk nog wel een echt paar? De zang is van Marius. De suppoosten
zingen het refrein: Do en ik, wer binn' wy bedarre uit volle borst mee. Het
nummer heet overigens Tiid fan libjen.
Van de stilte die na dit nummer valt maakt de heer Hellema (weet u nog, de voorzitter ) dankbaar gebruik. Hij grijpt de microfoon en gaat door met waar hij was gebleven. Op een afstandje gadegeslagen door de galeriehoudster. Ze krijgt er geen woord tussen, maar na een interruptie van de suppoost ziet ze kans de band te wenken om toch vooral maar door te spelen. Doarpsgek bij het gelijknamige schilderij beschrijft de angst van de man. Angst om de deur uit te gaan en achterna geroepen te worden. Een lekker zwaar nummer van Marius. Z'n zang en de muziek zijn onvoorspelbaar en je moet je kop er goed bijhouden om mee te krijgen wat de boodschap precies is. Boeiend dus!
Tot nu toe lopen
de teksten niet over van vreugde en plezier, maar daar komt verandering in met
het nummer Feest, gezongen door onze eigen feestneus Tsjerk. Een snel
lied met teksten waarover je je tong bijna breekt, maar hij doet het fantastisch.
De voorzitter van de laatste feestcommissie is de veelzeggende titel
van het schilderij. De mûne draait en de wrâld draait yn rûntsjes;
het is een kermisachtig tafereel en zo is ook de projectie. Het feest is ver
te zoeken in het nummer Optocht. Een lied door Marius over de onzin van
demonstraties en manifestaties bij het schilderij nostalgische optocht of
bevrijdingsoptocht. Loop maar lekker mee, maar het bloed van de onschuldige
heeft nog steeds dezelfde kleur. De KGB verzorgt hier de nodige vocale aanvulling.
Een man in streepjespak doemt op. Het is de voorzitter die weer kans ziet de
microfoon te grijpen, maar deze keer wordt hij overstemd en druipt af. Het podium
loopt leeg en we zien een scène waarin de suppoosten weer medewerkers
van het loodgietersbedrijf Firma Bregman zijn. Het is schafttijd en dus drinken
ze een bakkie en eten ze een happie. Tsjerk zingt Jonkjeman. Hij doet
het helemaal alleen met begeleiding via bandopname. Dit lied is min of meer
een eerbetoon aan de schilder. Een jonkjeman dy't dreame, fleane en op wide
wjokken sweve wol. Hij zingt het op z'n karakteristieke uitdagende manier.
Met het instrumentale
Fleanhynder wordt het tweede deel van de expositie ingezet. Niet dat
er een pauze is of zo. Dat past eigenlijk ook niet zo goed nu het merendeel
van de toeschouwers min of meer ademloos staat toe te kijken. Een enkeling heeft
een stoel gecharterd. Ademloos. Dat ben ik bij het nummer dat Durk daarna bij
droompaard zingt. Begeleid door schitterend gitaarspel van Tiede en toetsen
van Marius bereikt hij met Dreamhynder de ultieme climax van dit project.
Tot eenzame hoogte opgestuwd door de drums van Rommert en teruggezet op aarde
door de zangeressen van Three-ality. Het nummer gaat over de schilder die wil
vluchten. Op z'n droompaard wil hij weg van deze wereld naar iets zo hoog mogelijk.
Sa heech
dêrsto gietst wol ik hinnegean.
Nog voordat Durk applaus in ontvangst kan nemen is Marius al los met Frou
yn blau. Dat applaus bewaren we nog even. Ik weet het nog niet zeker, maar
als je het mij vraagt is dit nummer door Marius zelf geschreven. De rest van
de teksten is, zoals je weet van Baukje Wytsma. In de korte stilte in dit nummer
probeert de voorzitter nogmaals in te breken, maar Marius schildert stug door.
In Hoedzje dy
gaat het niet eens meer zozeer om de tekst, maar om de rekwisieten die de loodgieters
meegenomen hebben. Op een fietswiel, een radiator, metalen buizen en meer van
die dingen wordt stevig gebeukt om zoveel mogelijk effect mee te geven. Een
leuk schouwspel. Tsjerk is nauwelijks nog verstaanbaar.
Reboelje speelt De nachtstêd swijt. Over de fluitspeler
die over verlaten straten zwalkt. In zijn verbeelding beleeft hij echter hele
andere dingen. Er zit ergens een bijna angstaanjagend effect in. Dat verwoordt
heel mooi de bange tekst. Het wordt hierna toch echt vervelend tussen de voorzitter
en mevrouw Verhul. Ze worden dan ook afgevoerd door de suppoosten.
Tja, het nivo van een dorpsklucht stond er in de krant. Goed getimed, want hierna komt It famke mei de kat. Die kat overleeft het niet. Dit lied moet voor een soort van smartlap doorgaan, maar dat komt geloof ik niet over, al doen Marius en Three-ality nog zo hun best. Het hoort uiteraard bij het schilderij meisje met de kat. Poeze, poeze, poeze!! Aan het eind van dit nummer komen de suppoosten, alias het brulkoor weer terug. Met vogelfluitjes. Die komen perfect van pas in het op blank bloeiende bomen geïnspireerde De bosken fan it wâld. Hierin schildert Boele langzaam maar zeker zijn eigen paradijs. Vol kleur, alles blank. Dit lied ademt sfeer uit. Een sfeer die blijft hangen. En omdat het blijft hangen vind ik dat eigenlijk wel het hoogtepunt in het geheel. Laat ik vooral Tsjerk niet vergeten die de saxofoon hanteert.
De voorstelling heeft nu ruim een uur geduurd en nog steeds zijn de schilderijen niet onthult. Het kwam er maar niet van omdat de voorzitter nog niet klaar was. Eén van de suppoosten vindt dat het nu lang genoeg heeft geduurd en neemt het initiatief tot de officiële opening, alweer een hoogtepunt van deze expositie. Tegelijkertijd worden de doeken van hun omhulsel ontdaan en is er applaus. En champagne. Het publiek heeft eigenlijk maar weinig interesse voor de werken. Tijd voor het slotnummer Blau Paradys #2. Je weet nog wel. Die jongen die schilder wou worden. Maar nu kijkt de schilder terug. "Heech op myn skouder tôgje ik in lytse jonge [ ] Ik bin wa't hy net wurde woe". Tja, denk ik dan: we staan hier niet voor niets in een kooi.
Nou dit was een korte impressie van mijn kant. Ik was uiteraard weer bevooroordeeld. Ik heb na afloop uiteraard wat meningen gepeild. Okee, er waren nog mensen die vroegen wanneer de expositie nou echt begint, maar voor de rest was men ronduit lovend in de kritiek. Eigenlijk heb ik maar één boodschap. Probeer het mee te maken, het kan nog nèt.
teade